Doel
Naar gelang de aard van de schieting wordt op verschillende doelen geschoten. Er wordt vanuit “stand” geschoten. De zogenaamde blazoenen zijn de meest gebruikelijke doelen waar op geschoten wordt.
Men schiet op stevige papieren - of kartonnen vellen papier(blazoenen) die een doorsnede van 40 - 60 - 80 of 122 cm. hebben. Hierbij bestaat het doel
(lees: raakvlak) uit 10 concentrische cirkels. Met een score van 10 punten in de binnenste ring en met telkens 1 punt afnemend
naar 1 punt in de buitenst ring; (“inner10" = exacte midden van de 10.). De geschoten pijlen moeten geremd, gestopt én
opgevangen worden. Hiervoor worden “doelpakken” van verschillende materialen gebruikt. De meest voorkomende zijn stro en stramit,
geperst in balen of platen. De pijlen die worden gebruikt zijn van, aluminium, carbon of carbon/aluminium en zijn dunner als die,
welke worden gebruikt voor de “staande wip”. Ze zijn uitgerust met een stalen pijlpunt i.p.v een platte,kunststof pijldop zoals bij de “staande wip”.
De bogen mogen allerlei accessoires hebben om het zuiver schieten te kunnen bevorderen.
Wordt binnen en buiten beoefend,binnen op 20 m en buiten op 30 en 50 meter.
(Vlaamse tradionele sporten)